Hoe nieuwe inzichten over stress een bezorgde geest kunnen helpen tot rust te komen

Bart Verkuil, Department of Clinical Psychology, Leiden University, The Netherlands and PEP Group, Noordwijk, The Netherlands.

“Wat als ik het virus krijg en in het ziekenhuis kom te liggen?” “Wat als ik mijn rekeningen binnenkort niet meer kan betalen?” “Wat voor effect heeft de lockdown op de gezondheid van mijn kinderen?”

De dreiging van het coronavirus heeft op het leven van de meeste van ons een enorme impact. Om te bepalen welke maatregelen genomen moeten worden en in te schatten welk risico we lopen gebruiken wetenschappers statistische modellen om inzicht te krijgen in de verspreiding van het virus. Dit helpt om wat controle te krijgen over de pandemie. Interessant genoeg gedragen mensen zich continue als wetenschappers, maar dan automatisch; ons brein kan gezien worden als ‘voorspellingsmachines’ die constant bezig zijn ons huidige risico in te schatten op infectie, werkeloosheid, of kritiek te krijgen. Er zijn echter grote individuele verschillen in hoe mensen risico’s inschatten, en bij sommige mensen kan dit resulteren in intense zorgen.

Wat maakt dat sommige mensen vatbaarder zijn voor zorgen dan anderen? Interessant genoeg geeft recent onderzoek uit de evolutietheorie aan dat stress en zorgen heel veel voorkomen, en logische, zelfs ‘standaard’, reacties op dreiging zijn. Als we voorspellingen doen over de toekomst nemen we graag het zekere voor het onzekere. Dat komt omdat lang geleden alleen degenen overleefden die voorzichtig waren als er een dreiging zich voordeed. Deze voorzichtige mensen gaven hun genen door aan de volgende generatie. Daarom, volgens de nieuwe Gegeneraliseerde Onveiligheid Theorie van Stress (afgekort met GUTS), zou de vraag niet moeten zijn “waarom maken mensen zich zorgen?” maar: “Waarom kunnen sommige mensen deze logische reactie op dreiging en onzekerheid niet uitzetten?”.

Het antwoord daarop lijkt te liggen in het vermogen om veiligheidssignalen te herkennen. Alleen wanneer mensen duidelijke signalen zien dat ze veilig zijn stopt het piekeren. In onze voorspellingen over de risico’s die we kunnen tegenkomen in de wereld beoordelen we signalen over zowel gevaar als veiligheid, maar die laatste categorie wordt vaak genegeerd in eerder onderzoek naar stress. GUTS stelt daarom voor dat juist de perceptie van veiligheid mensen in staat stelt op te houden met piekeren. Als we geen veiligheid zien, blijven we ons zorgen maken. Neurobiologische studies laten inderdaad zien dat als er tekenen zijn van veiligheid de prefrontale cortex de stressreactie begint af te bouwen. Vanuit dit perspectief zouden gezondheidszorg medewerkers de hoeveelheid veiligheid die mensen hebben in hun dagelijks leven mee moeten nemen, naast de hoeveelheid stressors. GUTS stelt voor dat er verschillenden bronnen van veiligheid zijn.

De hoeveelheid ‘veiligheidsgevoel’ wordt allereerst bepaald door de voorgeschiedenis. Als iemand in een veilige omgeving opgroeit leren mensen langzaamaan dat de wereld een veilige plek is die (tot op zekere hoogte) voorspelbaar en controleerbaar is. Ze leren zich aan mensen te hechten, leren dat anderen zorgzaam, veilig en vriendelijk zijn. Niet iedereen groeit echter in zo’n veilige omgeving op. Stressvolle gebeurtenissen in de kindertijd hebben invloed op het gevoel van veiligheid en zorgen ervoor dat mensen later in hun leven meer gaan piekeren.

Maar er zijn ook andere bronnen van veiligheid. Veiligheid kan bijvoorbeeld voortkomen uit een ondersteunend sociaal netwerk. Mensen zijn geëvolueerd in groepen, en ons stress systeem wordt onderdrukt als we op vriendelijke voet met anderen omgaan dan als we alleen zijn. Een fijne knuffel met iemand verlaagt de stressreactie ook.

Een andere bron van veiligheid komt van binnenuit: fysieke gezondheid. Mensen die een actiever leven leiden laten meer weerstand tegen stress zien. Actieve mensen zouden zich veiliger kunnen voelen omdat ze beter kunnen omgaan met fysieke dreiging. Je kunt je voorstellen dat lang geleden mensen die fysiek minder sterk of fit waren meer op hun hoede moesten zijn voor dreiging van roofdieren dan hun fittere groepsgenoten die sneller en verder weg konden rennen.

Een laatste bron van veiligheid is toegang hebben tot de natuur. Mensen zijn geëvolueerd in natuurlijke omgevingen en niet in steden. Zulke natuurlijke omgevingen kunnen evolutionair signalen van veiligheid hebben geboden (schuilplaatsen, uitkijkpunten, informatie over vluchtroutes). Sociale netwerken, fysieke activiteit, toegang tot natuur… dat zijn juist de bronnen van veiligheid waar we minder toegang toe hadden door wereldwijde lockdowns.

Als een van de wetenschappers achter GUTS en als praktiserend psycholoog kan ik stellen dat deze inzichten mijn werk met piekerende patiënten hebben veranderd. Naast de reguliere cognitieve gedragsinterventies zoals het opschrijven van zorgen en bewijs zoeken voor hun feitelijkheid, of mindfulness- en ontspanningsoefeningen, stelt GUTS verschillende andere interessante manieren voor om piekeren aan te pakken.

Practische tips

  • Erken en normaliseer zorgen als een veelvoorkomende reactie op nieuwigheid, onzekerheid, en dreiging. Normaliseer zorgen in plaats van de te pathologiseren. Zorgen proberen te onderdrukken (met allerlei snelle oplossingen) maakt ze alleen maar erger.
  • Neem de tijd om iemands geschiedenis te begrijpen wat betreft veiligheid. Kreeg de patiënt in zijn/haar jeugd de gelegenheid om te leren over veiligheid? Dit bepaalt de snelheid waarmee je veranderingen kunt verwachten. Sommige mensen zijn kwetsbaarder voor zorgen door hun ervaringen, of omdat ze van nature emotioneel gevoeliger zijn. Houdt rekening met deze kwetsbaarheid om teleurgestelde patiënten te voorkomen.
  • Vergeet het lichaam niet: regelmatige lichaamsbeweging kan ontspannend werken, ook op de lange termijn. Lichaamsbeweging gebeurt bij voorkeur buiten in een groene omgeving.
  • Motiveer patiënten om zich open te stellen over hun zorgen. Piekeraars kunnen zich eenzaam voelen en zich schamen voor hun zorgen. Maar als je ze motiveert om met anderen over hun zorgen te praten kan dat niet alleen leiden tot meer sturen maar ook tot situaties waarin negatieve voorspellingen (“ze gaat me vast uitlachen”) uitgedaagd worden en omgebogen kunnen worden naar veiligheidsleerervaringen (“ze vond het eigenlijk normaal en heeft me geholpen”).
  • Leg uit dat zorgen er soms ook voor kunnen zorgen voor een gevoel van controle (“Ik moet iets doen … al is het maar me zorgen maken”), maar dat dit een vals gevoel van veiligheid geeft. Help mensen herkennen dat sommige dingen niet onder hun controle staan – wat pijnlijk is – en dat acceptatie en compassie essentieel zijn.

 

[Vertaald door Anne van Dongen]